Drie gedeeltelijk open partytenten, waxinelichtjes in een grote cirkel, stoelen her en der in halve kringen, een radio speelt. Op de achtergrond de hoge gebouwen van ministeries en banken rond Centraal Station. Een bezoek aan het tentenkamp van uitgeprocedeerde Irakese vluchtelingen in Den Haag maakt indruk. Hoewel onaangekondigd, ontvangen ze ons graag maar behoedzaam.
 
Normaal zijn de grasvelden tussen de tramrails en fietspaden alleen in gebruik door honden. Nu voelt het als een vertrouwde persoonlijke plek, haast een campingsfeer – voor wie daar goede associaties mee heeft. Een groot contrast met de pijnlijke verhalen van de mannen (de jongste is negentien jaar, de oudste rond de veertig) die er verblijven. Ze schetsen hun geschiedenis in Irak: iemand is ontvoerd, sinds 2007 geen contact meer met de familie die is achtergebleven, het risicovolle leven van vrachtwagenchauffeur die met een Amerikaans konvooi meerijdt.
 
Joris Luyendijk
Een ontvoering in Nederland schudt het halve land wakker. Een Irakees die zegt te zijn ontvoerd, roept onmiskenbaar de vraag op ‘Is het wel waar?’ Wat zit er in mijn hoofd dat dat zo werkt? Als je langer met hen praat, verdwijnt dat gevoel. Joris Luyendijk heeft gelijk: het zijn gewoon mensen.
 
Avontuurlijk
Het heeft ook iets interessants, avontuurlijks, zomaar te staan praten met mensen die je niet kent, met een levensgeschiedenis die vreemd voor mij zijn. Het is spannend om echt door te dringen in hoe het nu voor hem is om ver van huis in een park tegenover het station te staan, met veertig lotgenoten, met Nederlanders die je situatie steunen, met Nederlandse studenten die willen weten hoe het is om daar te staan.
 
Zijzelf zien zich klem tussen twee grote ingrepen in: de oorlog in Irak en het asielbeleid in Europa. Nederland heeft de handtekening gezet onder de oorlog in Irak. Die heeft daar onveiligheid gebracht die er eerst – ondanks de dictatuur, of misschien dankzij de dictatuur – niet was. ‘Moet Nederland nu niet ook de gevolgen van die beslissing op zich nemen?’ is de vraag.
 
Hoe stap je op een meisje af?
Wat blijft hangen is de uitzichtloosheid: hier geen papieren, dan geen toekomst. Terug is geen optie, want te gevaarlijk. De Nederlandse regering heeft tijdelijke verblijfsvergunningen ingetrokken omdat zij stelt dat de situatie rustig is geworden. Degene die hier hebben gewerkt kunnen dat nu niet meer. Zonder papieren zijn, werkt door op alle gebieden. De leeftijd van negentien tot veertig is de tijd waarin leeftijdsgenoten een relatie krijgen. Hoe stap je op een meisje af? ‘Hoi, hoe heet je? Ik heb geen papieren, geen uitzicht op werk.’ Het drukt meteen een ongelijkwaardige stempel op een relatie: ‘Houd hij van je of wil hij een verblijfsvergunning? Houd ze van me, of bekommert ze zich om me?’
 
Sfeer
Het gevoel iets te willen doen, is sterk. Moeilijk te onderdrukken. Ik kom er niet met 'ach, er is zoveel ellende op de wereld'. Maar wat valt er te doen?
Ik vind machteloosheid moeilijk. Het past ook niet erg bij ons geloof dat we de wereld steeds beter aan het maken zijn.
 
Toch: als ik deze mensen recht in de ogen wil blijven kijken, dan moet ik toegeven dat zíj er wel  iets aan doen. Of ze nou geloven dat ze het gaan redden of niet, er is humor. Ze ondersteunen elkaar. Ze houden het vol om te vertellen. Ondanks het geweld dat ze meemaakten, de intrekking van hun vergunning, de kou, is er een positieve sfeer. Zij hebben wel vertrouwen.
 
Er zijn opvallend veel mensen – ondersteuning van betrokkenen – rond het kamp aanwezig. Na anderhalf uur trekt de kou flink door je schoenen in je spieren omhoog. Wat zeg je als je weggaat? Succes (maar het is geen tentamen), sterkte (het is geen uitvaart). ‘Kan ik iets meenemen als ik een keer  terugkom?’ weet iemand te zeggen. ‘Nou, als je het morgen tegen twee anderen vertelt, is het goed.’ Bij deze.
 
Rob van Waarde
 
Voor meer info zie www.facebook.com/rechtop.bestaan